Scheiden van pups – gevolgen van vroegtijdige scheiding
Er is enorm veel geschreven over de ontwikkelingsfasen van de hond en de invloed van de ontwikkelingsmogelijkheden van de pup in die fasen op de socialisatie van de hond. Daarbij is het evident dat onder socialisatie vaak werd verstaan de socialisatie naar de mens. Wij hebben het immers over een gedomesticeerde soort. En dat betekent dat de hond zich dient te richten naar de mens. Wij mensen willen in de beleving van de hond gezien worden als een soortgenoot. Dat de socialisatie naar andere honden daarbij vaak werd onderbelicht, is misschien begrijpelijk en door de
aanwezigheid van moeder en nestgenoten niet meteen een ramp. Ook de socialisatie naar andere omgevingsfactoren werd en wordt vaak onderbelicht. Honden worden echter omwille van de socialisatie soms vroegtijdig gescheiden van nest en moeder. Dat daarmee de ontwikkeling naar een stabiele, zelf verzekerde pup en dus gezonde hond in het gedrang komt vraagt om extra aandacht.
Ontwikkelingsfasen van de hond
– De prenatale periode
Reeds voor de geboorte bestaat er een invloed op het latere functioneren van de pups. Als de moederhond tijdens haar zwangerschap in stressvolle situaties komt te verkeren heeft dat een negatieve invloed op haar nakomelingen. Men heeft kunnen vaststellen dat stressvolle ervaringen tijdens de zwangerschap en emotioneel reagerende teven, los van genetische invloeden nakomelingen geven, die zich in testsituaties in hun latere leven meer emotioneel en over reactief opstellen.
– De neontale periode
Aangezien de pup ook fysiek nog niet is uitontwikkeld, is de pup de eerste twee weken volledig afhankelijk van zijn moeder. Zelfs met ontlasten moet de pup geholpen worden. Hij heeft de capaciteit om “ongemak” door piepen aan zijn moeder kenbaar te maken. Hij weet de tepel te vinden en hij kan zuigen om zich te voeden. Hij zoekt al kruipend de warmte op van zijn moeder en zijn nestgenoten. In deze periode zijn de pups gevoelig voor tactiele prikkels. Zij kunnen bepaalde smaken detecteren, zijn gevoelig voor warmteprikkels en nemen waarschijnlijk enige geuren waar. Er is aangetoond dat neonatale pups associatieve leerprocessen kunnen doorlopen, maar alleen binnen de grenzen van hun mogelijkheden en langzamer dan op latere leeftijd. Het aanreiken van stimuli (dagelijks oppakken door verschillende personen bijvoorbeeld) heeft invloed op de verdere ontwikkeling. Snellere haargroei, meer gewichtstoename, eerder openen van ogen en oren etc. De pups, die in deze periode al extra stimuli krijgen aangereikt, ontwikkelen zich tot meer zelfverzekerde, ondernemende en sociale honden. Hun leervaardigheid, weerstand tegen stress en emotionele stabiliteit verbetert aanzienlijk als de fokker zich ook in die eerste twee weken houdt aan een uitgebalanceerd programma van stimuleren van de pup ook in deze periode. Hoe belangrijk de rol is van de moeder, lijkt me evident. En daarbij is het van essentieel belang dat de moeder emotionele stabiliteit aan haar pups kan laten zien.
– De overgangsperiode
In deze periode gaan de ogen en oren open. Het neurale systeem gaat steeds beter werken. De pups komen al tot interactie met elkaar. Hun mobiliteit wordt beter. Deze periode, die de derde week beslaat, is een voortzetting van de neonatale periode, maar heeft een extra input door het aanzienlijk toenemen van de waarneming van prikkels. Leerprocessen d.m.v. zowel klassieke als operante conditionering vinden volop plaats. De leerprocessen zijn nog steeds trager dan bij de oudere pup.
– De socialisatie periode
Hoewel we tegenwoordig bij honden niet meer praten over een inprentingperiode, vindt het proces van inprenting natuurlijk wel plaats. Alleen in tegenstelling tot bij nestvlieders worden honden op hun soort ingeprent over een langer ontwikkelingsvenster. Dit venster noemen we de socialisatie periode. Daarbij spelen ook veel meer factoren.
Vooral In het begin van deze periode leert de pup zijn soortgenoten kennen. Simpelweg door de aanwezigheid van nestgenoten en moeder. Hoe meer wij als mens aanwezig zijn hoe meer wij ook tot zijn ervaringswereld van soortgenoten gaan behoren. Tegelijkertijd socialiseert de pup zich ook met zijn omgeving. Dat betekent andere honden en andere dieren, maar ook de niet levende omgeving en de dingen die daarin plaats vinden. Tegenwoordig praten we liever over gevoeligheidsperioden. Dat zijn verschillende perioden waarbij de hond anders reageert op stimuli dan in andere perioden. In het begin van de socialisatie periode socialiseert de pup voornamelijk onafhankelijk van beloningen of correcties. De aanwezigheid van emotionele stimuli versnelt wel het proces. Het jonge dier leert gewoon zijn moeder, zijn nestgenoten en andere aanwezige roedelgenoten als soort herkennen. Gedurende deze periode ontwikkelt de pup ook een binding met de plaats waar hij leeft. Men noemt die binding lokalisatie. Zijn nest is hem heilig als veilig toevluchtsoord.
Men heeft onderzocht dat de socialisatie periode kritisch is van 2,5 tot 9 à 13 weken. Ontbreekt in die weken een vorm van socialisatie dan heeft dat een onuitwisbaar effect op de rest van zijn leven. Daarbij is de socialisatie naar mensen optimaal in de periode van 5 tot negen weken. Juist in de zevende week is een piek in de gevoeligheid voor socialisatie naar de mens. Er is in deze totale socialisatie periode een toenemende gevoeligheid voor afstandelijkheid naar nieuwe dingen (personen en/of dingen) Deze toenemende angstgevoeligheid is maximaal met 12 weken. Daardoor is socialisatie vanaf die 12e week uiterst moeilijk. Voor de derde week kan weinig socialisatie plaatsvinden door het onvermogen voldoende prikkels waar te nemen. Juist in de periode van 6 tot 8 weken is de toenaderingsmotivatie van de pup veel groter dan zijn toenemende angst voor nieuwe dingen. Uiteraard komt dit de socialisatie processen ten goede. In deze zelfde periode is de pup overgevoelig voor psychologische of fysieke stress ervaringen. Die ervaringen moeten dus voorkomen worden of in ieder geval worden opgevangen door de moeder of de mogelijkheid te kunnen vluchten naar het nest. Overigens is de grens van 12 weken niet zo hard als het lijkt. Veel goed gesocialiseerde honden (en wolven) vallen terug in hun bindingsmogelijkheden als hen na de 12e week socialisatie processen worden onthouden. Zij worden dan alsnog angstig en nerveus. Er lijkt een periode van verhoogde gevoeligheid voor angstopwekkende prikkels te zijn in de 4e tot de 6e maand. Aan de andere kant kunnen tot op zekere hoogte slecht gesocialiseerde honden en wolven met heel veel geduld en voorzichtigheid nog gesocialiseerd worden in de weken direct na de 12e week.
De wettelijke geregelde scheiding
Onze wens is honden te socialiseren met de mens en zijn omgeving. Uit het voorgaande blijkt nadrukkelijk dat de ideale periode om een binding aan te brengen tussen de hond en zijn nieuwe eigenaar de periode is van 6 tot 8 weken. Dan dient er dus een regelmatig contact te zijn tussen hond en nieuwe eigenaar. Verder bestaat duidelijk de noodzakelijkheid de pup met zijn nieuwe omgeving in aanraking te brengen in de achtste week en zeker niet later dan de 12e week. Na de twaalfde week zal hij niet makkelijk meer socialiseren met zijn nieuwe omgeving. Proeven zijn gedaan (Slabbert & Rasa 1993) met pups die al met de zes weken van hun nest en moeder werden gescheiden. Deze pups vertoonde minder eetlust, lager gewicht, verhoogde gevoeligheid voor ziekten en een hoger sterftecijfer in vergelijking met pups die tot de 12 weken bij de moeder en in hun nestomgeving verbleven. Beide groepen vertoonden dezelfde mate van socialisatie naar de mens, die in beide gevallen aanwezig was. Scheiding van moeder en nest (lokalisatie) tijdens de socialisatiefase is blijkbaar schadelijk voor het welzijn van het dier met alle fysieke gevolgen van dien.
Hoewel er geen al te wetenschappelijke onderzoeken zijn, lijkt de moeder een belangrijke invloed te hebben op de ontwikkelingen van dominant of submissief gedrag. Dit is sterk afhankelijk van de opvoedingsstijl van de moederhond. Een disciplinaire opvoedingsstijl leidt tot meer variatie in het agonistische gedrag. Als er een gevoeligheidsperiode voor het verwerven van dominantie gerelateerde assertiviteit bestaat, ligt die waarschijnlijk voor de 6e week. Maar onderbouwd is dit gegeven niet. De invloed van de moeder is echter aanwezig en van belang. Angst en fobieën ontwikkelen zich zelden voor de leeftijd van 5 weken. Als zich in die periode al stressvolle situaties voordoen, dan vergeet de pup dat snel. Daarentegen bestaat er een korte periode van overgevoeligheid voor psychologische trauma’s in de achtste week.
Na de twaalf weken is de binding (bij goede socialisatie) met de mens voldoende om die gevoeligheid voor trauma’s te kanaliseren. In de weken tussen 5e en de 12e week is de binding met de mens misschien onvoldoende. De binding met de moeder moet dit opvangen.
Verlatingsangst als veel voorkomend probleem bij honden heeft ook vaak zijn oorsprong in deze beginperiode. De moeder en het nest geven de hond zijn veiligheidsgevoel. In de natuur zal de moeder in de latere socialisatieperiode de pups steeds vaker en langer verlaten. Misschien een soort training. De pups behouden echter de veiligheidsbasis die hun nest voor hen uitmaakt. Bij een goede socialisatie neemt de nieuwe eigenaar die rol over.
Een angstige of ambivalente moeder kan de veiligheidsbinding met de pups niet tot stand brengen en krijgt pups die overdreven afhankelijk zijn en later gemakkelijk verlatingsangst vertonen. Vanaf drie weken raken pups in stress als zij van het nest of van de moeder gescheiden worden. De gevoeligheid voor scheiding kent zijn piek in de zesde en zevende week, waarna deze gevoeligheid snel afneemt.
Volgens Slabbert & Rasa verklaart dat waarom de pups die gescheiden worden van hun moeder met zes weken, zo’n hoge gevoeligheid voor ziekten vertonen en zich fysiek slecht ontwikkelen. Scheiding lijkt dus pas realiseerbaar na de zevende week of mogelijk nog later. Uit testen is gebleken dat ook pups die tot de 12e week nooit alleen gelaten werden, later gemakkelijk verlatingsangst vertoonden.
De optimale periode van scheiding bestaat dus niet. Optimaal voor socialisatie met de nieuwe eigenaar en zijn omgeving is tussen 6 en 8 weken. Maar het welzijn van de pup vraagt om een scheiding na de achtste week en misschien wel later. Ook de relatie met gedragsproblemen vraagt om de aanwezigheid van moeder (en nest) misschien wel tot veel later dan de 8e week.
De wet
De wetgever leek gevoelig voor de argumenten van de gedragswetenschappers. Zij claimden het belang van socialisatie van de hond naar nieuwe eigenaar en zijn omgeving. De wetgever zocht naar bescherming van het welzijn van de hond en een compromis met de maatschappelijke behoefte aan een goede socialisatie. De hond moest immers passen in de maatschappij. Daarbij geldt natuurlijk ook dat het welzijn van de hond gediend is met gedrag dat passend is in de omgeving.
De wetgever is daarbij niet verder gegaan dan een onderste limiet. Zij heeft de stelling ingenomen dat het welzijn van de hond sterk geschaad is met een scheiding voor de zevende week. Uit het bovenstaande mag blijken dat de wetgever daadwerkelijk tot het uiterste is gegaan. Scheiding van nest (fysiek en qua nestgenoten) en moeder is door de wetgever verboden voor de leeftijd van zeven weken. Het staat ons gelukkig vrij om de scheiding later door te voeren.
Uit het bovenstaand mag blijken dat een scheiding met negen weken heel goed voor de pup zou zijn als de nieuwe eigenaar vanaf de 6e week regelmatig met zijn nieuwe pup bezig kan zijn. Vanaf de zevende week moet hij daarbij regelmatig met zijn pup alleen op stap, om scheiding van moeder en nest te trainen. Na de negende week kan het geheel alleen laten van de pup getraind worden. In de achtste week moeten traumatische ervaringen absoluut voorkomen worden.
Conclusie
Vroegtijdige scheiding van nest en moeder is voor pups desastreus. Onder vroegtijdig verstaan we eerder dan zeven weken. Gedragstechnisch is de kans op trauma’s groter, ontwikkelt een dergelijk pup erg gemakkelijk verlatingsangst en leert hij onvoldoende agonistische lichaamstaal. Te vroeg gescheiden pups worden nerveus, gevoelig voor angstopwekkende prikkels en fobieën. Het worden instabiele en overdreven afhankelijke honden. De gevolgen zijn echter niet alleen gedragstechnisch van aard. De gevolgen gaan veel verder. Een vroegtijdige scheiding veroorzaakt zoveel stress, dat de pup ook fysiek erg verzwakt en overgevoelig wordt voor ziekten, zich fysiek minder goed ontwikkelt en gemiddeld eerder overlijdt. De wetgever heeft terecht een kritische limiet gesteld.
Met dank aan
Drs. M.W.L.J. Verbruggen